We vinden Pervijze voor
het eerst terug in een document uit het jaar 1063. De abdij
van Ename krijgt er van de Graaf van Vlaanderen vier herstelde
schapenweiden die gelegen zijn in de plaats Paradisus.
Pervijze is op dat ogenblik nog geen gemeente maar enkel een plaats die
zo genoemd werd. Het is zeer waarschijnlijk dat de benaming en zeker de
plaats reeds veel vroeger bestonden gezien er sprake is van 'herstelde'
schapenweiden. Een ander feit dat deze stelling ondersteunt is de
mogelijke betekenis van 'Paradisus' als kerkhof of begraafplaats.
Grafvondsten die gedaan werden in het begin van de 19de eeuw wijzen in
die richting : toen
werd onder andere een Romeinse kruik
opgegraven die dateert uit het midden of de tweede helft van de derde
eeuw.
Voor het beschermen van
het land
tegen de zee deden de Graven van Vlaanderen beroep op de machtige
abdijen van Vlaanderen. Zo is de prille geschiedenis van Pervijze nauw
verweven met deze abdijen. Toen Jan van Waasten in 1120 de abdij van Veurne
stichtte, had deze twee kapellen waaronder die van Pervijze.
In 1172 stemde Desiderius,
bisschop van Terenburg, toe, dat de abt van Ename een bijzonder altaar
had in zijn hofstede die in de parochie van Parvisia lag. Deze hofstede
was de 'Lodinspikera' die later van naam veranderde en het 'Blauwhuis'
werd.
Ongeveer gelijktijdig met
deze
eerste sporen van Pervijze, vinden we de oorsprong van de
zusterparochie Sint Catharina Capelle terug. In 1085 schonk Graaf
Robrecht de Eerste aan het kapittel van de Sint Pieterskerk te Kassel
zes schapenweiden gelegen in de Heerlijkheid Berkel.
Een kapel door de
kannuniken op deze grond opgetrokken kwam omstreeks 1208 onder het
patronaatschap van de
Sint Bertinusabdij van Sint Omaars.
In 1248 waren er
moeilijkheden tussen beide parochies wegens een grensgeschil en daags
na Allekinderendag,
op 29 december, van datzelfde jaar werd de grensscheiding tussen beide
parochies voor eens en voor altijd vastgelegd. Er werd vermeld dat er
reeds een 40-tal jaren moeilijkheden waren, wat er op wijst dat Sint
Catharina Capelle zeker reeds in 1208 bestond.
Tot aan de Franse
Revolutie was
Pervijze zoals we het nu kennen, verspreid over twee tegen elkaar
gelegen woongebieden. Pervijze behoorde tot één van de ammaniëen in de
Noordvierschaar van de Kasselrij Veurne,
bestuurd door de schepenen van de kasselrij met ter plaatse een
hoofdman. Sint Catharina Capelle behoorde tot de zelfstandige
heerlijkheid Berkel die zich uitstrekte over Sint Catharina Capelle,
Eggewaartskapelle, Ramskapelle en Sint Joris. Daar stond een
burgemeester aan het hoofd. Beide parochies hadden hun eigen kerk :
Pervijze had zijn Sint Niklaaskerk die altijd op de plaats stond waar
ze nu nog staat. De kapel van Sint Catharina
Capelle stond op wat gemeenzaam het kastanjeplein wordt genoemd.
In 1225 vinden we voor de
eerste
maal een pastoor terug. Johannes was 'presbiter' voor beide parochies.
In dezelfde akte waar pastoor Johannes vermeld wordt, is er eveneens
sprake van Rijkaart Blavoet. De familie Blavoet
was een zeer voorname familie in de streek. We vinden ze terug vanaf de
eerste jaren na de moord op Karel
De Goede
in 1127. Hun afkomst houdt waarschijnlijk verband met deze gebeurtenis
maar is niet helemaal duidelijk. De familie bezat een grote hoeve op
het grondgebied van Pervijze : de Blavoetswalle, gelegen niet ver van
Schoorbakke. Tot het einde van de 14de eeuw vinden we afstammelingen
van deze familie in Pervijze terug.
In de befaamde slag van
Kassel in 1328 streden veel Pervijzenaars mee aan de zijde van Niklaas
Zannekin : 50 onder hen sneuvelden.
In 1463 overleed Carel Weyn als priester van Pervijze. Zijn twee
meter hoge grafzerk is nog steeds
ingemetseld vooraan in de buitenmuur van de linkerbeuk van de Sint
Niklaaskerk.
In 1578 duikt de toneelgilde Spaederycke op : uit het vijfde penningkohier
blijkt dat ze eigenaar zijn van een stuk grond.
Na de Geuzentijd
op het einde van de 16de eeuw, was Pervijze volledig verlaten. Vanaf
dan ging het bevolkingscijfer opnieuw in stijgende lijn. In 1639 hadden
beide parochies samen ongeveer 500 inwoners.
In 1670 huwde Joannes De Haese
in Sint Catharina Capelle. Op zich is daar niets merkwaardig aan. Wat
echter wel het vermelden waard is, is het feit dat er nu nog steeds
afstammelingen van deze stamvader te Pervijze wonen. Daardoor is de
familie Dehaese de oudste familie van Pervijze.
In 1681 vinden we voor het
eerst een geschreven bron over de schuttersgilde
van Sint Sebastiaan.
Het einde van de 17de eeuw
werd opnieuw gekenmerkt door oorlogen wat zich ook afspiegelde in de
bevolkingscijfers. In 1697 waren er slechts
120 inwoners in Pervijze die 25 huizen bewoonden van de 46 bestaande.
Sint Catharina Capelle had 161 inwoners.
In dezelfde periode bouwde
men te Schoorbakke
een militair fort, ter verdediging van de Kasselrij Veurne. Schoorbakke
vormde de scheiding tussen de Kasselrij en het Brugse Vrije.
Na een relatief rustige
periode onder de Oostenrijkers, braken opnieuw moeilijke tijden aan
tijdens de Franse Revolutie. In oktober 1793
moesten de Pervijzenaars met lede ogen aanzien hoe Franse legerbenden
gedurende vier dagen verbleven in de gemeente en er veel schade
aanrichtten.
In 1801 werd de kerk van
Pervijze
ingericht als hoofdkerk en deze van Sint Catharina Capelle als
'chapelle annexe'. In 1806 werden alle goederen van de afgeschafte
kerkfabriek administratief toegekend aan deze van Pervijze. In 1811 kwam Sint Catharina Capelle ook op
gemeentelijk vlak bij Pervijze terecht en vormden ze nog maar één
gemeente meer.
Op 16 oktober 1844 deed
het gemeentebestuur van Pervijze een aanvraag om het oude wapenschild
der Heerlijkheid van Bercle als gemeentelijk wapenschild te mogen
gebruiken. Deze aanvraag werd op 28 augustus 1847 goedgekeurd bij
Koninklijk Besluit.
De misdiensten van beide
kerken waren decennia naeen een twistpunt. In 1858
bereikte de onenigheid een ongezien hoogtepunt. Vanaf dan tot 1864
circuleerden er plannen voor het bouwen van een derde "neutrale" kerk.
De Sint Niklaaskerk van Pervijze zou afgebroken worden en op dezelfde
plaats zou men een gesticht voor 'oude en kranke menschen' bouwen.
Uiteindelijk ging dit plan
niet door maar in de plaats daarvan werd vanaf 1868 het klooster der Zusters Van Liefde gebouwd dat pas eind 20ste
eeuw zijn deuren sloot en gedeeltelijk werd afgebroken.
Nog in 1868 werd er te
Pervijze een station gebouwd langs de nieuwe
spoorverbinding Diksmuide-Nieuwpoort.
Als reactie op de onderwijswet 'Van Humbeeck' werd in 1879 een
nieuwe vrije jongensschool gebouwd.
Onder de deskundige
leiding van E. H. Adolf Duclos,
pastoor van Pervijze, werd in 1893-1894 de kapel
van Sint Catharina Capelle afgebroken. De Sint Niklaaskerk werd
verbouwd en uitgebreid met een nieuwe toren, een nieuwe noordbeuk en
een sacristie. Daarenboven werd in de straat naar Diksmuide een nieuw
gemeentehuis opgetrokken : het complex deed dienst als hoeve, raadhuis
en herberg.
Al dit werk werd vanaf oktober 1914
teniet gedaan. Pervijze lag in de frontlinie en werd geleidelijk aan
volledig verwoest.
Tijdens het eerste
oorlogsjaar verbleven twee Engelse verpleegsters
in drie verschillende
locaties te Pervijze voor het verzorgen van de gewonden die van het
vlakbijgelegen front werden afgevoerd.
Vanaf 1919 werd door de
moedige
Pervijzenaars een aanvang genomen met de heropbouw. Het Pervijze zoals
we het nu nog kennen begon aan zijn wedergeboorte.
In 1970 smolten de
buurgemeenten Stuivekenskerke, Oostkerke en Lampernisse samen met
Pervijze. De eerste fusie was een feit en
burgemeester Oscar Vanlerberghe bleef verder zetelen in het
gemeentehuis van Pervijze.
In 1977
verloor Pervijze zijn zelfstandigheid en werd het gefusioneerd met het
grote Diksmuide. Daarmee kwam een einde aan de ambtstermijn van
burgemeester Georges Haverbeke die daarmee de laatste burgervader werd
van Pervijze.
In datzelfde jaar begonnen
enkele moedige inwoners met het tweemaandelijks tijdschrift 'Pervijze Actief'.
Hun samenwerking groeide uit tot de Dorpsraad Pervijze Actief. Naast
het uitgeven van het tweemaandelijks dorpskrantje, proberen ze ook een
stem te hebben bij de beleidsverantwoordelijken te Diksmuide.
|